Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet luchtvaart

 

Artikel 11.3
1
Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn belast de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, alsmede de bij besluit van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, respectievelijk Onze Minister van Defensie aangewezen ambtenaren.
2
De opsporingsambtenaren zijn bevoegd het verrichten van werkzaamheden aan boord van luchtvaartuigen of het bedienen of opstijgen van luchtvaartuigen in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde te verbieden of te beletten en voor zover het een burgerluchtvaartuig betreft, het luchtvaartuig, waarmee de overtreding wordt begaan naar een door hen aangewezen plaats over te brengen of te doen overbrengen en aldaar in bewaring te stellen.
3
De betrokken ambtenaar maakt van de inbewaringstelling proces-verbaal op, dat hij binnen vierentwintig uur zendt aan de officier van justitie van de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de inbewaringstelling geschiedt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt tegelijkertijd uitgereikt of toegezonden aan de gezagvoerder en aan de houder van het betrokken luchtvaartuig. Artikel 11.7, vierde lid, is ten aanzien van de gezagvoerder en de houder van overeenkomstige toepassing.
4
De kosten verbonden aan de uitvoering van het tweede lid komen ten laste van de houder van het betrokken burgerluchtvaartuig en kunnen door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden ingevorderd bij dwangbevel, dat op kosten van de houder bij deurwaardersexploit wordt betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van vonnissen en authentieke akten is voorgeschreven.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •